Je werd vorig seizoen door de eigen supporters bij herhaling zwaar op de korrel genomen. De kritiek was bij momenten keihard…
“Dat klopt. En daar heb ik toch wel van afgezien. Het waren zeer moeilijke momenten, en nefast voor het vertrouwen. Ik wist dat Beerschot een speciaal publiek heeft: razend enthousiast, emotioneel en heel fanatiek. Schitterend om onder te voetballen. Maar ik heb ook de andere kant van de medaille al gezien: superkritisch en striemend hard als het iets minder loopt. Net als zowat elke voetballer las ik de reacties op de sociale media, en dat was bij momenten toch even slikken hoor. Dat had ik niet verwacht en kon ik ook moeilijk plaatsen.”
Heb je er in het tussenseizoen aan gedacht om eventueel te vertrekken?
“Nee hoor. Zo zit ik niet in mekaar. Ik besef dat ik op Beerschot bij de beste club zit waar ik in de gegeven omstandigheden kan zitten. De ambiance is hier schitterend, de club heeft de ambitie om op korte termijn naar 1A te gaan. Ik wil hier slagen. En de goede lijn van de voorbije weken doortrekken. Ik wil bewijzen dat ik dit niveau aankan en een vaste plaats in het elftal waard ben.”
Ben je altijd een flankspeler geweest?
“O nee. Bij US Centre en Sporting Charleroi speelde ik als aanvaller. Als spits. Pas daarna, meer bepaald bij Visé, ben ik teruggezakt naar het middenveld en de verdediging. Naar de flank. Op die positie heb ik daarna zowel bij La Louvière, White Star Brussel en Roeselare gespeeld. Daar voel ik me ook goed in m’n vel.”